Terheidelaan (Rotselaar)

Kort

Verwijst naar de donjon Ter Heide, gebouwd midden 14de eeuw, met een architectuur uniek in België.

Duiding

De donjon Ter Heide is een uniek exemplaar van een laatmiddeleeuwse woontoren. Ter Heide was de naam van een grote omgrachte hoeve van een belangrijke plaatselijke familie, Vander Heyden (= van Ter Heide). De naam ‘Ter Heide’ wijst op ontginning van een oorspronkelijk heidegebied. De hoeve bestond reeds in 1265. De donjon is gebouwd kort na 1350 door Gerard II Vander Heyden (vermeld van 1338 tot 1380). Hij was een leenman en neef van de heer van Rotselaar, en schopte het tot drossaard (de hoogste gerechts- en politieofficier) van het hertogdom Brabant en vertrouweling van de Brabantse hertogen. Meermaals werd hij door hertog Wenceslas en hertogin Johanna belast met diplomatieke missies, o.m. naar Engeland. Bovendien werd hij door zijn huwelijk met Bertha van Duivenvoorde (Duvenvoorde), natuurlijke dochter van de vermogende Hollandse edelman Willem van Duivenvoorde (+ 1353), in 1353 heer van Boutersem: Willem was tevens leenman van de hertog van Brabant voor het Land van Breda en Boutersem. Zo trad Gerard Vander Heyden toe tot de adel. Bij die hoge maatschappelijke status hoorde een imposante donjon, zijn rang en stand waardig. De donjon is daardoor een belangrijke monumentale getuige van de grensoverschrijdende netwerken van de laatmiddeleeuwse adel in de Lage Landen.

De donjon is niet, zoals de oudere donjons (11de-13de eeuw), gebouwd op een motte, maar wordt rechtstreeks door water omringd. Op de witstenen sokkel na was hij oorspronkelijk geheel opgetrokken in baksteen. Zowel het kruisvormige grondplan, uniek in ons land, als de complexe inwendige architectuur verraden een geniale bouwmeester en dus een kapitaalkrachtige bouwheer.

Tijdens de burgeroorlog (1488-1492) onder aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk werd de donjon afgebrand (1488). In 1526 lag hij nog steeds in ruïne. In 1619 verkochten de toenmalige eigenaars Ter Heide aan de Leuvense patriciër Arnold van Eynatten (1580-1665). Ook nu nog bleef de donjon een statussymbool van ridderschap. Om die reden de nieuwe eigenaar in 1619 de ruïneuze donjon herstellen en voorzien van een dak; wonen deed hij evenwel in het nieuwe, eigentijdse woonhuis in Brabantse bak- en zandsteenstijl dat hij op het neerhof liet bouwen. Zo weerspiegelt het complex van Ter Heide zowel de laatmiddeleeuwse als de vroeg-17de-eeuwse ridderlijke wooncultuur.

In 1867 kocht hertog Engelbert August van Arenberg (+ 1875), hoofd van één van de rijkste adellijke families in Europa, Ter Heide van een verre verwante van de familie van Eynatten. Als hertogen van Aarschot waren de Arenbergs in de 17de en 18de eeuw heer geweest van de baronie Rotselaar. Waarschijnlijk beschouwde Engelbert August van Arenberg de donjon als de burchttoren van de middeleeuwse adellijke familie van Rotselaar: maar die burcht (die aan de Dijle stond) was toen al lang verdwenen. De aankoop van de donjon paste in het streven van de hertogen van Arenberg om delen van het oude familiepatrimonium in België dat zij tijdens de Franse Revolutie waren kwijtgespeeld, weer in handen te krijgen. Zo had hertog Prosper Lodewijk van Arenberg in 1842 reeds de watermolen van Rotselaar opnieuw weten te bemachtigen.

In 1869 gaf de hertog aan Theodoor Smedts, een belangrijke boer uit Rotselaar, de toelating om in een bijgebouw van het Hof Ter Heiden een brouwerij te installeren: het begin van de brouwerij ‘De Toren’. Zo sloeg Ter Heide een onverwachte nieuwe weg in. Theodoor Smedts (+ 1913) werd voor de Katholieke Partij vele jaren burgemeester van Rotselaar (1875-1911). Het jaar daarop, in 1870, startte de hertog een belangrijke restauratie van de donjon (1870-1877). Hij kwam herhaaldelijk persoonlijk per koets vanuit Heverlee de werken bekijken. Uit die periode dateren de parementen op de kruisarmen in afwisselend witte zandsteen en ijzerzandsteen. De ijzeren windvaan op de peerspits draagt nog steeds de drie mispelbloemen van het wapen van Arenberg.

Na de dood van hertog Engelbert August (1875) ging Ter Heide naar zijn dochter, Ludmilla van Arenberg (1870-1953). Zij was gehuwd met hertog Karl Alfred van Croÿ, een ander belangrijk Europees adellijk geslacht, waarvan de leden in de 16de en vroege 17de eeuw, als voorgangers van de hertogen van Arenberg, hertog van Aarschot en baron van Rotselaar waren geweest. In 1909 verkocht hertog Karl Rudolf van Croÿ Ter Heide aan brouwer Denis Smedts, de zoon van Theodoor. In 1939 verhuisde René Smedts de brouwerij naar Kampenhout, onder de naam ‘De Biertoren’, die actief bleef tot in 1993.

Ter Heide dankt zijn uniek historisch karakter aan deze merkwaardige symbiose tussen een 14de-eeuwse donjon, een vroeg-17de-eeuwse woonvleugel en de 19de-eeuwse schoorsteen en brouwerijvleugel van de brouwerij De Toren (1869-1939). De huidige eigenaar, de familie Ackermans, stelt alles in het werk om dit iconische maar tegelijk kwetsbare monument zo goed mogelijk te onderhouden. Alle steun is meer dan welkom!

Het Hof en de donjon Ter Heide in 1596-1598

Ter Heide in 1694

Het wapen van de hertogen van Arenberg in het ijzeren windvaan op de torenspits

Informatie en foto: dr. Bart Minnen, historicus verbonden aan de KU Leuven.