Schiptrekkersdijk (Werchter)

Kort

Een verwijzing naar de schiptrekkers, die het zware vrachtverkeer over de Dijle en de Demer door het economisch interessant gelegen Werchter loodsten.

Duiding

Werchter was van in de middeleeuwen tot diep in de twintigste eeuw één van de grootste en welvarendste dorpen in Brabant. Die welvaart had het dorp voor een groot deel te danken aan een bloeiende schiptrekkersgilde. De gilde stond open voor inwoners van de heerlijkheid of het Land van Rotselaar: Werchter (waar toen ook Tremelo en Wakkerzeel toe behoorden), Rotselaar en Haacht. Vóór de aanleg van de Leuvense vaart (1750) en vooral voor de komst van de spoorwegen vanaf de jaren 1830, verliep het zware vrachtverkeer vooral langs de rivieren. Uniek voor de Werchterse gilde was dat ze zowel actief was op de Dijle als de Demer, dank zij de verkeersgeografische belangrijke ligging van Werchter aan de samenvloeiing van beide rivieren. De schiptrekkers van Werchter bekleedden daardoor een sleutelpositie in het economisch verkeer in het hertogdom Brabant.

Het vervoer geschiedde met trekschuiten, die tevens voorzien waren van een mast met zeil. De trekkers van Werchter trokken de schuiten langs het lastige, meanderende parcours van Dijle en Demer van aan de Hansbrug in Haacht tot het kasteel van Rivieren aan de Demer in Betekom/Gelrode. Naar het zuiden toe liep het traject tot aan de Vismarkt in Leuven, de belangrijke binnenhaven van Leuven. Allerlei bulkgoederen passeerden door Werchter en Rotselaar: bier, wijn, haring in vaten, geweven stoffen, hout, turf, stenen … – bijvoorbeeld ook de witte zandstenen voor de bouw van het Leuvense stadhuis in de vijftiende eeuw. De laatste schiptrekkers van Werchter bleven actief tot in de jaren 1920. In Werchter herinneren het zeventiende-eeuwse schipperskapelletje langs de Dijledijk en de zogenaamde ‘schippershuizekens’ in het dorpscentrum nog aan die laatste schiptrekkers.

Informatie: dr. Bart Minnen, historicus verbonden aan de KU Leuven.