(Klein-) Vlasselaar (Wezemaal)

Kort

Een laar was een open plaats in een bos dat voor gemeenschappelijke doelen werd gebruikt. De oorsponkelijke vorm en betekenis van het eerste lid (Vlasse-) is niet duidelijk

Duiding

Vlasselaar: een oud gehucht

Vlasselaar is een zeer oud gehucht, zoals blijkt uit bronnen en vondsten. Nederzettingsnamen op -laar dateren uit de negende tot elfde eeuw. Een laar was een open plaats in een bos dat voor gemeenschappelijke doelen werd gebruikt (bijvoorbeeld weidegrond voor varkens en geiten, sprokkelhout …). Bij dergelijke plaatsen ontstonden soms nederzettingen: dorpen (bijvoorbeeld Rotselaar en Wespelaar) of gehuchten (bijvoorbeeld Vlasselaar). De oorsponkelijke vorm en betekenis van het eerste lid (Vlasse-) is niet duidelijk. De Wingevallei was reeds bewoond tijdens de prehistorie. De aanwezigheid van een beek heeft steeds in het verleden een economische functie vervuld.

Er werden sporen gevonden van het verblijf van Kelten, Romeinen en Franken. De Wingevallei heeft een rijke geschiedenis, getuige de aanwezigheid vanaf de middeleeuwen van kastelen, grote hoeven en kloosters. De abdij van Vrouwenpark in Rotselaar (op de plaats van het huidige Montfortcollege) was hier eigenares van vele gronden. Zo diende de ‘Eierhoeve’ in Vlasselaar (Nieuwrode) haar jaarlijks 400 eieren te leveren.

Het Vergeten Hoekske

Vlasselaar strekt zich uit over Wezemaal en Nieuwrode en bovendien was het gebied een feodaal kluwen. Een deel van Vlasselaar werd in leen gehouden van de heer van Wezemaal, een ander deel behoorde samen met Nieuwrode tot de heerlijkheid Schoonhoven bij Aarschot en een aantal huizen vielen onder de jurisdictie van de heer van Rotselaar. Ook Uitem was verdeeld gebied: de heer van Rotselaar bezat de rechtspraak over het gehucht, maar de watermolen was van de heer van Wezemaal. In 1573 werden alle enclaves van de heerlijkheid Rotselaar binnen Wezemaal opgeheven en werd de grens tussen beide dorpen getrokken zoals ze zou bestaan tot aan de fusie van beide gemeenten in 1976.

De naam Klein-Vlasselaar (Wezemaal) werd in 2009 gegeven aan een kleine enclave in Nieuwrode, beter gekend als ‘Het Vergeten Hoekske’. In 1820 werd die enclave, tot dan toe onder Gelrode, bij Wezemaal gevoegd, en in ruil deed Wezemaal afstand van circa 12 ha in het gehucht Overveld (nu: Everveld).

Vanop de geklasseerde Beninks- en Wijgaardberg heeft men een wijd zicht op de vallei. De vele naamdragers ‘Vlasselaerts’ en ‘Van Vlasselaar’ waren oorspronkelijk afkomstig van het gehucht.

De Winge deed het waterrad draaien van de Uitemmolen, een middenslag watermolen om graan te malen die werkzaam was tot 1960 toen hij door een blikseminslag werd vernield. De molen werd in 1994 beschermd als monument en de omgeving als dorpsgezicht.

De Uitemmolen werd in 1960 door een blikseminslag vernield.

De Uitemmolen werd in 1960 door een blikseminslag vernield.

Oorlog

In 1944 werden de molenaar Franciscus Elsen en zijn echtgenote vermoord. Niet het gevolg van een afrekening tussen ‘Witten’ en ‘Zwarten’, wel van een afrekening in het milieu van een smokkelaarsbende in vlees tijdens WOII.

Bij het binnenstromen in Wezemaal verandert de naam Molenbeek in Winge. Door het grote verval van de Winge konden meerdere molens in werking gesteld worden. Verdwenen zijn het ‘Pismoleke’ (Tielt-Winge), de molen van Kleerbeek (Troostemberg), de molen van het kasteel van Horst en die te Luttelkolen. Ook de Cisterciënzerinnenabdij Vrouwenpark bezat een eigen watermolen, op de snijpunt van Abdijlaan en Drielindenstraat.

Nog bestaande namen zijn de Gempemolen, De Heilige- Geestmolen en de Blauwmolen. Achter de Uitemmolen begint het Dunbergbroek, in 1899 door Wezemaal verkocht aan Kortrijk-Dutsel ter financiering van het nieuwe gemeentehuis.

Vlasselaar en de Uitemmolen, midden zestiende eeuw.

Vlasselaar en de Uitemmolen, midden zestiende eeuw. Groen = heerlijkheid Wezemaal; oranje = Nieuwrode (onder de heerlijkheid Schoonhoven bij Aarschot). De witte plekken zijn enclaves van de heer van Rotselaar binnen Wezemaal. Detail uit een figuratieve kaart, midden 16de eeuw (voor 1573) (KU Leuven, universiteitsarchief).

Auteur: Roger Patteet en Bart Minnen.